Nout Wellink komt in beeld als mogelijke prooi
Gepubliceerd: 23 januari 2010 10:55 | Gewijzigd: 25 januari 2010 11:27
Door onze redacteuren Egbert Kalse en Jeroen Wester
Den Haag, 23 jan. De setting is als een volkstribunaal: een brede lange tafel met acht ondervragers en midden in de zaal een bescheiden tafeltje met één stoel. Maar de openbare hoorzittingen van de parlementaire commissie-De Wit, die de kredietcrisis onderzoekt, waren afgelopen week allerminst een tafereel van kruisverhoren. Dat is ook niet de bedoeling. Althans, nog niet.
Vele onderwerpen passeerden de revue. Moeten banken niet kleiner zijn, was een van de vragen. Nee, zei oud-minister Ruding. Zie de vele kleine banken die in problemen kwamen. Is bankieren niet een staatstaak geworden? Nee, dat is niet het antwoord zei econoom Van Wijnbergen. Vier van de vijf bankencrises die hij beroepsmatig meemaakte vonden plaats bij staatsbanken. En waardoor hadden wetenschappers als Nouriel Roubini de crisis wel goed voorspeld? Van Wijnbergen: „Dat is logica van de stilstaande klok. Als je de tijd zo voorspelt heb je tweemaal per 24 uur gelijk.”
In de marsroute daar naartoe begon zich deze week al een beeld af te tekenen welke thema’s de commissie centraal stelt. De marginale rol van nationale parlementen bij de vaststelling van regelgeving is zo’n thema. De commissie-De Wit schetste via haar vragen een betrekkelijk bedroevend beeld van die rol, een thema dat ook in eerdere onderzoekscommissies (zoals in 2004 bij de commissie-Duivesteijn over grote infrastructurele projecten) al te zien was.
Democratisch tekort
Illustratief voor de marginale rol van parlementen is de invloed van lobbyisten op regelgeving. Die is, zeker internationaal, enorm geweest, zeiden diverse sprekers deze week. Hoogleraar effectenrecht Christel Grundmann-Van de Krol kwam gisteren met een ontnuchterende constatering: Hoe moet je weten hoe groot de invloed van de lobby is als het onderwerp zeer technisch is en vanuit Brussel de ‘consultatieronde’ is geïntroduceerd waarbij marktpartijen hun zegje mogen doen? „Het is moeilijk om dan te zien of aangedragen suggesties voortkomen uit eigen belang of niet.” Zij wees op het democratisch tekort hiervan: kleine marktpartijen spelen in zo’n proces dan nauwelijks een rol.
Het heeft iets vreemds om de oorzaken en gevolgen van de internationale kredietcrisis vanuit een eng, nationaal perspectief te ontleden. Zeker voor politici en media blijft het een moeilijk verhaal om het ingrijpende infarct op de markten te wijten aan een combinatie van onevenwichtigheden in de wereldeconomie – China spaart te veel, VS consumeren te veel – falende kredietbeoordelaars, slecht beleid, hiaten in de regelgeving en lankmoedig toezicht. Als iedereen schuldig is, is niemand schuldig, en dat is onbevredigend.
Negatieve aandacht voor Wellink
Vele sprekers wisten dat probleem toch nog op te lossen door één gezicht nadrukkelijk naar voren te schuiven: dat van toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) en zijn president Nout Wellink. Internationaal gezien opmerkelijk: er is nog geen enkele centrale bankier afgerekend op de kredietcrisis, afgezien van begrijpelijke uitzonderingen als de president van de centrale bank van IJsland.
Volgens oud-bankier en voormalig minister Onno Ruding missen de toezichthouders voldoende expertise, ook aan het Amsterdamse Frederiksplein. Maar hij zei daar niet bij dat de bankiers die de problemen veroorzaakten de financiële producten evenmin doorgrondden.
Accountant Jules Muis koppelde een vertrek van Wellink los van zijn goede of slechte functioneren. Volgens Muis is het in het landsbelang dat Wellink opstapt: daarmee kan hij het vertrouwen in de toezichthouders herstellen.
DNB is geen denktank
De reeks aantijgingen lijken DNB alleen maar strijdbaarder te maken. Wellink is pas in week drie aan de beurt om gehoord te worden, maar deze week publiceerde de centrale bank al een reactie op de beschuldigingen. Strekking: de toezichthouders waarschuwden al in de jaren negentig voor de gevaren van kredietderivaten, het verpakken en doorverhandelen van leningen en voor de tophypotheken. En vorig jaar, in de nasleep van het Icesave-debacle, zette Wellink de situatie op scherp. „Je kunt [als toezichthouder] wel dingen voelen en vinden, maar uiteindelijk moet je zaken wel kunnen bewijzen.”
Dat zal deze keer onvoldoende zijn om de kritiek te smoren. Een centrale bank is geen denktank, ze moet handelen, optreden, ingrijpen waar nodig. Toezicht moet je uitoefenen. Wellink zal zijn critici moeten overtuigen dat hij dat goed gedaan heeft, zonder dat hij al te opzichtig de commissie een spiegel voorhoudt. Want vele waarschuwingen van de bankpresident verlieten wel het Amsterdamse hoofdkantoor, maar kwamen nooit goed op het Binnenhof aan. Zie bijvoorbeeld de tophypotheken of de pogingen van Wellink om de politiek te verleiden tot de overname van ABN Amro door drie (buitenlandse) partijen af te wijzen.
De centrale bank is in Nederland bewust op afstand van de politiek gezet. Dat zal voor Wellink een principiële zaak zijn. Als de bankpresident sneuvelt op de kredietcrisis zal de voor het toezicht politiek verantwoordelijke minister, Wouter Bos, moeten uitleggen waarom hij wel zou kunnen blijven zitten.